Bij een vermindering in de bewegingsmogelijkheden van één of meer gewrichten zal het lichaam proberen deze beperking te ontzien door een uitwijkhouding. Dat is een reflexmatig ontwijken van de schadelijke prikkels of pijn. Uitwijkhoudingen zijn nodig om een blessure of andere beschadiging te vermijden en te zorgen dat er zo min mogelijk verdere schade optreedt.
Uitwijkhoudingen zijn geen oplossing voor de oorzakelijke problemen van de blessure, want het lichaam zoekt een omweg. In het geval van aan acute uitwijkhouding verdwijnt deze na het herstel weer geleidelijk. Maar zolang de functiestoornis niet wordt opgelost zal de uitwijkhouding blijven bestaan.
Bij een langdurige (chronische) uitwijkhouding is dit herstel nooit volledig voltooid, of is de lichaamshouding niet teruggekeerd naar de situatie zoals voor de blessure. De uitwijkhouding veroorzaakt op den duur vaak ook problemen op andere plaatsen.
Een voorbeeld van een acute uitwijkhouding is het mankend lopen met een pijnlijke enkel na een verzwikking. Deze uitwijkhouding is een op zichzelf nuttige en doeltreffende manier om pijn te vermijden. In dit geval ontstaat er onder andere een tijdelijk functioneel beenlengteverschil om verdere schade aan de enkel te voorkomen. Het lichaam wordt door de acute uitwijkhouding meestal voldoende in staat gesteld om te gaan herstellen. Hiervoor is relatieve rust en het gunnen van hersteltijd vereist.
Een voorbeeld van een langdurige uitwijkhouding is aanwezig bij zeurende pijn bijvoorbeeld in de rug of de knie. Het lichaam zoekt naar een houding die zo min mogelijk pijn opwekt. Hierdoor ontstaat er een onnatuurlijke houding die extra belastend is voor de rest van het lichaam en op ten duur andere klachten uitlokt.

Het lichaam kan een langdurige uitwijkhouding niet zelf oplossen. Vaak wordt de uitwijkhouding zelfs de nieuwe ‘normale’ houding!